De Bergrede van Jezus (Matteüs 5:1-7:29)
Inleiding (5:1-2)
Toen Jezus de mensenmassa zag, ging Hij de berg op. Daar ging Hij zitten met zijn leerlingen om zich heen. Hij nam het woord en onderrichtte hen:
DEEL 1 (5:3-16)
Over geluk (5:3-12)
‘Gelukkig wie nederig van hart zijn,
want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
Gelukkig de treurenden,
want zij zullen getroost worden.
Gelukkig de zachtmoedigen,
want zij zullen de aarde bezitten.
Gelukkig wie hongeren en dorsten naar de gerechtigheid,
want zij zullen verzadigd worden.
Gelukkig de barmhartigen,
want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Gelukkig wie zuiver van hart zijn,
want zij zullen God zien.
Gelukkig de vredestichters,
want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden,
want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
Gelukkig zijn jullie wanneer ze je omwille van Mij uitschelden, vervolgen en van allerlei kwaad betichten. Verheug je en juich, want je zult rijkelijk beloond worden in de hemel; zo immers vervolgden ze vóór jullie de profeten.
Over zout en licht zijn (5:13-16)
Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout zijn smaak verliest, hoe kan het dan weer zout worden gemaakt? Het dient nergens meer voor, het wordt weggegooid en vertrapt.
Jullie zijn het licht voor de wereld. Een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Je steekt ook geen lamp aan om hem vervolgens onder een korenmaat weg te zetten, nee, je zet hem op een standaard, zodat hij licht geeft voor ieder die in huis is. Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, zodat zij jullie goede daden kunnen zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel.
DEEL 2 (5:17-48)
Overvloedige gerechtigheid (5:17-20)
Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. Wie dus ook maar het minste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de minste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan. Want Ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de schriftgeleerden en de farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.
Illustratie 1: niet moorden
Jullie hebben gehoord dat destijds tegen het volk is gezegd: “Pleeg geen moord. Wie moordt, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht.” Dit zeg Ik daarover: ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Wie hen voor nietsnut uitmaakt, zal zich moeten verantwoorden voor het Sanhedrin. Wie “Dwaas!” zegt, zal voor het vuur van de Gehenna komen te staan. Wanneer je dus je offergave naar het altaar brengt en je je daar herinnert dat je broeder of zuster jou iets verwijt, laat je gave dan bij het altaar achter; ga je eerst met die ander verzoenen en kom daarna je offer brengen. Leg een geschil snel bij, terwijl je nog met je tegenstander onderweg bent, anders levert hij je uit aan de rechter, draagt de rechter je over aan de gerechtsdienaar en word je gevangengezet. Ik verzeker je: dan kom je niet vrij voor je ook de laatste cent betaald hebt.
Illustratie 2: geen overspel
Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Pleeg geen overspel.” Dit zeg Ik daarover: iedereen die naar een vrouw kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al overspel met haar gepleegd. Als je rechteroog je ten val brengt, ruk het dan uit en werp het weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat heel je lichaam in de Gehenna geworpen wordt. En als je rechterhand je ten val brengt, hak hem dan af en werp hem weg. Je kunt immers beter een van je lichaamsdelen verliezen dan dat je met je hele lichaam naar de Gehenna gaat.
Illustratie 3: geen echtbreuk
Er werd gezegd: “Wie zijn vrouw verstoot, moet haar een scheidingsbrief meegeven.” Dit zeg Ik daarover: ieder die zijn vrouw verstoot om een andere reden dan ontucht, drijft haar tot overspel; en ook wie trouwt met een verstoten vrouw, pleegt overspel.
Illustratie 4: niet zweren
Jullie hebben ook gehoord dat destijds tegen het volk werd gezegd: “Leg geen valse eed af en houd je aan de eden die je voor de Heer gezworen hebt.” Dit zeg Ik daarover: zweer helemaal niet, noch bij de hemel, want dat is de troon van God, noch bij de aarde, want dat is zijn voetenbank, noch bij Jeruzalem, want dat is de stad van de grote koning; zweer evenmin bij je eigen hoofd, want je kunt nog niet één van je haren wit of zwart maken. Laat jullie ja ja zijn, en jullie nee nee; wat je daaraan toevoegt komt voort uit het kwaad.
Illustratie 5: geen vergelding
Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Een oog voor een oog en een tand voor een tand.” Dit zeg Ik daarover: verzet je niet tegen wie kwaad doet, maar keer degene die je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe. Als iemand een proces tegen je wil voeren en je onderkleed van je wil afnemen, sta hem dan ook je bovenkleed af. En als iemand je dwingt één mijl met hem mee te gaan, loop er dan twee met hem op. Als iemand iets van je vraagt, geef het hem, en keer je niet af van wie geld van je wil lenen.
Illustratie 6: je vijand liefhebben
Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten.” Dit zeg Ik daarover: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen; alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars niet net zo? En als jullie alleen je broeders en zusters vriendelijk bejegenen, wat voor uitzonderlijks doe je dan? Doen de heidenen niet net zo?
Afronding (5:48)
Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.
DEEL 3 (6:1-21)
Inleiding: beoefen je gerechtigheid (6:1)
Let op dat jullie je gerechtigheid niet tentoonspreiden om door de mensen gezien te worden. Dan beloont jullie Vader in de hemel je niet.
1 Over geven (6:2-4)
Dus wanneer je iemand iets geeft uit barmhartigheid, bazuin dat dan niet rond, zoals de huichelaars doen in de synagoge en op straat om door de mensen geprezen te worden. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Als je iets uit barmhartigheid geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechterhand doet. Zo blijft je gift in het verborgene, en jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.
2 Over bidden (6:5-6)
En wanneer jullie bidden, doe dan niet als de huichelaars die graag in de synagoge en op elke straathoek staan te bidden, zodat iedereen hen ziet. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie bidden, trek je dan terug in je huis, sluit de deur en bid tot je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.
2.1 Geen woordenovervloed (6:7-8)
Bij het bidden moeten jullie niet eindeloos voortprevelen zoals de heidenen, die denken dat ze door hun overvloed aan woorden verhoord zullen worden. Doe hen niet na! Jullie Vader weet immers wat jullie nodig hebben, nog vóór jullie het Hem vragen.
2.2 Het Onze Vader (6:9-13)
Bid daarom als volgt:
Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen,
laat uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij vergeven
wie ons iets schuldig is.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons van het kwaad.
[Want aan U behoort het koningschap,
de macht en de majesteit,
in eeuwigheid. Amen.]
2.3 Vergeven (6:14-15)
Want als jullie anderen hun misstappen vergeven, zal jullie hemelse Vader ook jullie vergeven. Maar als je anderen niet vergeeft, zal jullie Vader jullie je misstappen evenmin vergeven.
3 Over vasten (6:16-18)
Wanneer jullie vasten, doe dan niet als de huichelaars met hun sombere gezichten, want zij vertrekken hun gezicht om iedereen te laten zien dat ze aan het vasten zijn. Ik verzeker jullie: zij hebben hun loon al ontvangen. Maar als jullie vasten, was dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie, zodat niemand ziet dat je aan het vasten bent, alleen je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.
Afronding: Verzamel hemelse schatten (6:19-21)
Verzamel voor jezelf geen schatten op aarde: mot en roest vreten ze weg en dieven breken in om ze te stelen. Verzamel schatten in de hemel, daar vreten mot noch roest ze weg, daar breken geen dieven in om ze te stelen. Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.
DEEL 4 (6:22-7:12)
Wees verlicht (6:22-23)
Het oog is de lamp van het lichaam. Dus als je oog helder is, zal heel je lichaam verlicht zijn. Maar als je oog troebel is, zal er in heel je lichaam duisternis zijn. Als het licht in jezelf verduisterd is, hoe groot is dan die duisternis!
Dien geen twee heren (6:24)
Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon.
Maak je geen zorgen (6:25-34)
Daarom zeg Ik jullie: maak je geen zorgen over je leven, over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam, over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren; het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één dag aan zijn levensduur toevoegen? En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zoveel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal Hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? Vraag je dus niet bezorgd af: Wat zullen we eten? of: Wat zullen we drinken? of: Waarmee zullen we ons kleden? – dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.
Oordeel niet (7:1-6)
Oordeel niet, opdat er niet over jullie geoordeeld wordt. Want op grond van het oordeel dat je velt, zal over jou geoordeeld worden, en met de maat waarmee je meet, zal jou de maat genomen worden. Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? Hoe kun je tegen hen zeggen: “Laat mij de splinter uit je oog verwijderen,” zolang je nog een balk in je eigen oog hebt? Huichelaar, verwijder eerst de balk uit je eigen oog, pas dan zul je scherp genoeg zien om de splinter uit het oog van je broeder of zuster te verwijderen.
Geef wat heilig is niet aan de honden en gooi je parels niet voor de zwijnen; die zouden ze met hun poten vertrappen, en zich dan omkeren en jullie verscheuren.
Vraag, zoek, klop (7:7-11)
Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. Is er iemand onder jullie die zijn kind, als het om brood vraagt, een steen zou geven? Of een slang, als het om vis vraagt? Als jullie dus, slecht als jullie zijn, je kinderen al goede gaven kunnen schenken, hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan niet het goede geven aan wie Hem daarom vragen!
De gouden regel (7:12)
Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen. Dat is het hart van de Wet en de Profeten.
DEEL 5 (7:13-27)
Let op! (7:13-23)
Ga door de nauwe poort naar binnen. Want de brede weg, die velen volgen, en de ruime poort, waar velen door naar binnen gaan, leiden naar de ondergang. Nauw is de poort naar het leven, en smal de weg ernaartoe, en slechts weinigen weten die te vinden.
Pas op voor valse profeten, die in schaapskleren op jullie afkomen maar in wezen roofzuchtige wolven zijn. Aan hun vruchten zul je hen herkennen. Men plukt toch geen druiven van doornstruiken of vijgen van distels? Zo brengt elke goede boom goede vruchten voort, maar een slechte boom brengt slechte vruchten voort. Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen, evenmin als een slechte boom goede vruchten. Elke boom die geen goede vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. Zo kunnen jullie hen dus aan hun vruchten herkennen.
Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen Mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. Op die dag zullen velen tegen Mij zeggen: “Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, hebben wij niet in uw naam demonen uitgedreven, en hebben wij niet in uw naam vele wonderen verricht?” En dan zal Ik hun rechtuit zeggen: “Ik heb jullie nooit gekend. Weg met jullie, onrechtplegers!”
Horen én doen (7:24-27)
Wie deze woorden van Mij hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden met een wijs man, die zijn huis bouwde op een rots. Toen de regen neerstroomde en de beken buiten hun oevers traden, en er stormen opstaken en het huis van alle kanten belaagd werd, stortte het niet in, want het was gefundeerd op een rots. En wie deze woorden van Mij hoort en er niet naar handelt, kan vergeleken worden met een dwaas man, die zijn huis bouwde op zand. Toen de regen neerstroomde en de beken buiten hun oevers traden, en er stormen opstaken en er van alle kanten op het huis werd ingebeukt, stortte het in, en er bleef alleen een ruïne over.’
Slot (7:28-29)
Toen Jezus deze rede beëindigd had, waren de mensen diep onder de indruk van zijn onderricht, want Hij sprak hen toe als iemand met gezag, en niet zoals hun schriftgeleerden.
.