PREEK | Als je gebed vleugels krijgt

- Lezen: Matteüs 6:1-6 en 16-18
- Onder de preek vind je gespreksvragen
- Ga naar de liturgie
1
Het zal jullie vast niet zijn ontgaan: de christelijke veertigdagentijd of vastentijd en de islamitische vastenmaand ramadan overlappen elkaar grotendeels. Vasten lijkt even overal.
In de islam is vasten een van de vijf zuilen van het geloof. De ramadan als vastenmaand neemt dan ook een heel belangrijke plaats in in het leven en de spiritualiteit van moslims. Hanan, een 42-jarige moslima, zei er dit over in een interview dat ik tegenkwam:
“Ik vast door tussen dageraad en zonsondergang niets te eten of te drinken. Maar de ramadan is zoveel meer dan niet eten of drinken, het is een reset-moment voor mezelf. Elf maanden lang ren en spring je en word je geleefd. Deze maand geeft mij de kans om een time-out te nemen van alles. Het niet eten doet iets met je lichaam en geest, je gaat door een soort dal, om er vervolgens weer veel sterker uit te komen.”
En zo is dat voor heel veel moslims. Maar hoe is dat onder christenen? In het boek ‘De Weg volgen’ van John Mark Comer, waar ik momenteel een online cursus over geef, worden negen spirituele disciplines besproken, waarvan vasten er een is. En dan lees ik:
“Vasten is een van de belangrijkste en krachtigste oefeningen van Jezus en waarschijnlijk de meest verwaarloosde oefening in de huidige westerse kerk.”
En dat herken ik wel. Ik had zelf tot ruim een half jaar geleden geen ervaring met vasten. Maar dat is door dat boek over ‘De Weg volgen’ veranderd. Hoe is dat zo gelopen?
2
Dat heeft alles te maken met de Bergrede van Jezus. De afgelopen jaren heb ik daar tijdens Tafelgesprekken en Belijdenisgroepen vaak onderwijs over gegeven. En het begon me dwars te zitten dat ik aan de ene kant heel enthousiast ben over de Bergrede van Jezus, maar dat ik aan de andere kant er veel verlegenheid bij voelde als we dan aankwamen bij wat Jezus zegt over vasten.
“Wanneer jullie vasten, doe dan niet als de huichelaars… Maar als jullie vasten, was dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie, zodat niemand ziet dat je aan het vasten bent, alleen je Vader, die in het verborgene is.”
Maar wat moet je daarmee als je nooit vast? Dus ik maakte een keuze, dat was eind juni vorig jaar: op vrijdagen ga ik vasten door vanaf donderdagavond na de maaltijd tot vrijdagavond zes uur niet te eten. Ik drink wel: water of thee. Ik doe dat om mijn verlangen te versterken om meer focus te hebben op Christus en naar Hem toe te groeien. En ik doe het ook om invulling te geven aan wat voor Jezus blijkbaar een vanzelfsprekendheid was: dat vasten een plek heeft in het leven met God.
Het voelt tegelijk ook wat ongemakkelijk om dit te delen hier, want moet vasten niet in het verborgene gebeuren?
3
En dat brengt ons bij dat onderwijs van Jezus in het hart van de Bergrede. Als je kijkt naar de opbouw van de Bergrede van Jezus in Matteüs 5 tot 7 – zijn onderwijs over het leven in zijn koninkrijk hier en nu – dan valt het op dat Jezus precies in het midden van die rede, op het hoogtepunt zou je kunnen zeggen, spreekt over gebed.
Precies in het midden van de Bergrede vinden we het Onze Vader. Dat is het gebed van het koninkrijk van God. Als je dat gebed bidt, dan zeg je eigenlijk: ja, ik wil meedoen in die koninkrijksbeweging van U op aarde zoals in de hemel. Ik wil meedoen in die nieuwe wereld die U aan het scheppen bent, die wereld van liefde, vreugde en vrede. “Laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen, laat uw wil gedaan worden.”
Jezus heeft dat ingeleid met deze zin: “Let op dat jullie je gerechtigheid niet tentoonspreiden om door de mensen gezien te worden. Dan beloont jullie Vader in de hemel je niet.”
Niet tentoonspreiden, dat is iets waar Jezus dus veel nadruk op legt. Loop er niet mee te koop als je uit barmhartigheid geeft, als je in je binnenkamer gaat om te bidden, als je vast. Dat zijn drie geestelijke oefeningen of spirituele disciplines die Jezus in het midden van de Bergrede aanreikt om te kunnen deel uitmaken van het koninkrijk van God, van die nieuwe, betere wereld waar we allemaal naar verlangen.
Het is wat lastig dat de insteek negatief klinkt: Jezus waarschuwt ervoor dat je die gerechtigheidsoefeningen doet uit verkeerde motieven. Maar positief bedoelt Hij natuurlijk te zeggen: doe deze gerechtigheids-oefeningen, maar doe ze om de goede redenen. Doe ze niet om gezien te worden, doe ze niet om jezelf in de kijker te spelen, doe ze niet om trots te kunnen zijn op wat jij presteert.
Nee, doe ze om dichter bij het hart de Vader te zijn, doe ze om het koninkrijk tevoorschijn te zien komen in je leven, doe ze om het leven te ervaren zoals God dat bedoeld heeft. Daar zijn de gerechtigheidsoefeningen voor bedoeld.
Jezus bespreekt er dus drie. En ik heb me lange tijd afgevraagd: waarom nu deze drie? Geven, bidden, vasten? Hoe hangen ze met elkaar samen? Een tijdje geleden kwam ik een citaat tegen van de kerkvader Augustinus dat ongeveer zo luidt: “Vasten en geven zijn de twee vleugels van gebed.” Dat hielp me.
Het gebed staat dus centraal. Bidden is dat je de aanwezigheid van God zoekt, dat je communiceert met God door te praten, te vragen, te klagen, te danken, te delen, dat je bewust Gods tegenwoordigheid zoekt in je leven en je op die tegenwoordigheid afstemt.
En de gedachte van Augustinus is dan dat geven en vasten de twee spirituele praktijken zijn die vleugels geven aan ons gebed, die er meer kracht aan verlenen en er dynamiek in brengen. Dat je gebed wordt opgetild.
Bidden is dat je je op God richt.
De vleugel van het geven betekent dat je je ook op je naaste richt. Dat je je naaste ziet, speciaal de naaste in nood. Gebed moet gepaard gaan met vrijgevigheid in geld, maar ook bijvoorbeeld in het geven van aandacht, het geven van tijd, het geven van hulp.
De vleugel van het vasten is dat je je ook op jezelf richt. Dat je tot de ontdekking komt dat er heel veel in je leven is waar je aan gehecht bent, waar je aan vast zit, waar je zelfs aan verslaafd bent. Vasten is dat je oefent in loslaten van met name die dingen die je verbondenheid met God in de weg zitten.
Je zou deze drie geestelijke oefeningen kunnen verbinden aan dat ene grote gebod van Jezus
Heb God lief – daar hoort bidden bij
Heb je naaste lief – daar hoort het geven bij
Heb jezelf lief – daar hoort het vasten bij.
4
Dat wil ik nu nog wat uitwerken, dat vasten. In de basis is vasten: dat je je gedurende een bepaalde tijd onthoudt van voedsel, en soms ook van drinken. Zo heeft Jezus zelf veertig dagen gevast toen Hij in de woestijn was, net nadat Hij was gedoopt.
Maar je kunt ook gedeeltelijk vasten, door je van bepaalde soorten voedsel te onthouden: vlees bijvoorbeeld, suiker, koffie, alcohol.
Je kunt ook je onthouden van het gebruik van social media, nieuwsconsumptie, smartphone, kleren kopen, negatief denken, haast, sarcasme. De mogelijkheden zijn eindeloos🙂.
Maar waar draait het in deze geestelijke oefening nu om? Waarvoor doe je het eigenlijk? Vasten gaat er volgens mij om dat je ontdekt dat er heel veel is waaraan je gehecht bent, waar je niet zonder kunt of wilt, wat soms ook gewoon een verslaving is.
Als je een dag niet eet, dan ervaar je hoe vaak je de neiging voelt, door hongergevoel, om wat te eten te pakken. Die impuls probeer je dan te weerstaan. Ja, eigenlijk gaat vasten over impulsbeheersing, en over het transformeren van je impulsen: je krijgt een hongergevoel en merkt die op, maar in plaats van toe te geven aan die impuls transformeer je die, bijvoorbeeld tot een gebed, of tot het bewustzijn van het doel waarmee je vast: ik wil toegroeien naar Christus.
En nu is de honger impuls natuurlijk niet per se verkeerd. Sterker nog: we kunnen niet zonder voedsel en het christelijk geloof kent naast het vasten ook het feesten: genieten van een heerlijke maaltijd. Maar we oefenen al vastend intussen ook met het beheersen van andere impulsen:
de impuls om te oordelen;
de impuls om overal een mening over te hebben;
de impuls om weer je smartphone te pakken;
de impuls om je gemakkelijk te laten afleiden.
Je zou dit ook allemaal gehechtheden kunnen noemen. Vasten helpt om los te komen van bijvoorbeeld:
gehechtheid aan controle;
gehechtheid aan perfectie;
gehechtheid aan erkenning
gehechtheid aan instant behoeftebevrediging;
gehechtheid aan roddelen.
Eigenlijk gaat het over de beoefening van een element van de vrucht van de Geest: zelfbeheersing. Vasten is een gééstelijke oefening. Als je door vasten oefent in het loslaten van de gehechtheid aan het meteen iets kunnen eten als je een hongergevoel hebt, oefen je tegelijk in het loslaten van allerlei andere, vaak ook verkeerde en schadelijke impulsen.
Of om het wat bijbelser te zeggen: je oefent in het afleggen van de oude mens, om de nieuwe mens aan te kunnen doen.
Dat klinkt allemaal heel praktisch en alledaags en menselijk en lichamelijks en psychologisch. Misschien dat dat wel de reden is dat we er in de kerk een beetje uit de buurt blijven. En dan denk ik weer even aan die uitspraak van John Mark Comer: “Vasten is een van de belangrijkste en krachtigste oefeningen van Jezus en waarschijnlijk de meest verwaarloosde oefening in de huidige westerse kerk.”
5
En dat is misschien toch echt wel zonde. Want Jezus belooft een beloning. Net als bij het geven en bij het bidden.
“Maar als jullie vasten, was dan je gezicht en wrijf je hoofd in met olie, zodat niemand ziet dat je aan het vasten bent, alleen je Vader, die in het verborgene is. En jullie Vader, die in het verborgene ziet, zal je ervoor belonen.”
Niemand hoeft het te zien. Dat is wat anders dan dat niemand het hoeft te weten. We kunnen gewoon waar dat zinvol is tegen elkaar zeggen dat we vasten en hoe we dat doen, als we er maar niet mee te koop lopen.
En de Vader zal ons ervoor belonen. Hoe doet Hij dat? Ik denk hierdoor: dat je door deze geestelijke oefening meer van Gods aanwezigheid ervaart, dat je diepere vrede en vreugde vindt in Hem, dat je geestelijk wakkerder wordt.
Vasten helpt om je aandacht te verleggen van wat er in de aardse werkelijkheid waar we allemaal deel van uitmaken vaak zo belangrijk en groot lijkt en waar we aan gehecht zijn, naar het koninkrijk van de hemel dat vol is van liefde, vriendelijkheid, mededogen, goedheid en zachtmoedigheid.
Misschien is de grootste beloning wel dat je meer gehecht raakt aan Jezus. Dat je hart in een onrustige en chaotische wereld meer gericht raakt op Gods koninkrijk.
Laten we een lied van toewijding zingen: Hier is mijn hart, Heer.
Gespreksvragen
- Wat sprak je het meest aan in deze preek? Was er een gedachte, Bijbeltekst of voorbeeld dat je speciaal raakte?
- Hoe ervaar jij de samenhang tussen bidden, geven en vasten in je geloofsleven? Zijn er praktijken die je al toepast, of juist (nog) niet?
- Heb jij weleens gevast? Zo ja, wat was je ervaring? Zo nee, wat zou je ervan weerhouden om het te proberen?
- De preek noemt vasten als een manier om te groeien in zelfbeheersing en loslaten. Op welke gebieden in jouw leven zou dat een uitdaging kunnen zijn?
- De preek stelt dat we vaak aan veel dingen gehecht zijn. Wat zou voor jou moeilijk zijn om los te laten? (Bijv. controle, erkenning, gemak, social media, eten, tijdsbesteding)
- De preek citeert Augustinus: “Vasten en geven zijn de twee vleugels van gebed.” Hoe zou dit beeld jouw manier van bidden kunnen verrijken?
- Het Onze Vader staat centraal in de Bergrede en het leven in Gods koninkrijk. Hoe bid jij dit gebed? Wat betekent het voor jou in de praktijk?
- Welke kleine stap zou je komende week kunnen zetten om bewuster met gebed, geven of vasten bezig te zijn?
- De preek noemt dat Jezus belooft dat de Vader een beloning geeft aan wie in het verborgene bidt, geeft en vast. Hoe ervaar jij Gods ‘beloning’ in jouw geloofsleven?
- Als je één kernboodschap uit deze preek zou meenemen in je dagelijks leven, welke zou dat dan zijn? En hoe zou je die concreet willen toepassen?
.