Skip to main content

Preek | Een magische Kerst

Preek op kerstmorgen 2024 over Matteüs 2:1-12

> Naar de liturgie van deze dienst

Lieve mensen,

1

Wie kijkt er hier ‘s nachts wel eens naar de sterren?

Wie weet er hier veel van sterren en van astronomie?

Astronomie is de wetenschap van het universum. Een astronoom doet onderzoek naar sterren en planeten, sterrenstelsels en het ontstaan van het universum, zwarte gaten en ruimtekracht, ruimteweer en zonnewind en nog veel meer.

Ik kwam er tijdens het bestuderen van het verhaal dat we net lazen en waarin magiërs een hoofdrol spelen achter dat ik beslist geen astronoom ben. Ik weet hooguit twee dingen.

In mijn jonge jeugd heeft mijn vader een keer, ik denk toen we in de zomervakantie op camping Bergzicht in Ommen waren, op dit sterrenbeeld gewezen. En dat is het enige gebleven wat ik kan aanwijzen aan de sterrenhemel. Het is de Grote Beer. Het helderste stuk van het sterrenbeeld wordt wel “Het Steelpannetje” genoemd. 

Tot zover mijn kennis van de sterrenhemel. Hoewel, ik weet nog één ander ding: dat ik, kijkend vanuit de dierenriem, een Leeuw ben, omdat ik ben geboren tussen 23 juli en 2 augustus. En daar zou ik als ik wil een horoscoop over kunnen lezen. En stiekem heb ik dat weleens gedaan. En dan lees je zoiets als: “Vandaag straal je extra helder, Leeuw. Net zoals de ster boven Bethlehem, trek je mensen aan met je warmte en charisma.” En meer van dat soort zinnen. Je weet wel. Of niet natuurlijk.😀

We hebben het dan over astrologie. De astrologie richt zich op het interpreteren van de invloed van sterren, planeten en andere hemellichamen op menselijke gebeurtenissen en op onze  persoonlijkheid. Dat is geen echte wetenschap, maar meer esoterisch of bijgeloof.

2

En dat brengt ons bij die mannen uit het verhaal dat Matteüs vertelt. Vroeger heetten ze ‘de wijzen’. Later zijn ze ook ‘de koningen’ gaan heten. Maar het woord dat er staat wordt het best vertaald met ‘magiërs’. En dan moet je denken aan mannen uit Babylonië, Perzië, Mesopotamië, landen meer dan duizend kilometer ten oosten van Palestina,  die intensief bezig waren met astronomie en astrologie. Tegenwoordig zijn dat dus heel verschillende gebieden. Maar toen nog niet. Toen werden de objectieve waarnemingen van sterren en planeten en hun bewegingen tegelijk ook gebruikt voor spirituele interpretatie.

Deze mannen hadden dus veel wijsheid en kennis in huis over het universum en over het leven. En zij hadden een ster gezien! Een bijzondere ster, uiteraard, want ze hadden er vele duizenden gezien.

Er zijn allerlei ideeën over wat ze gezien zouden hebben. Eén idee wil ik noemen: namelijk dat de planeten Jupiter en Saturnus in het jaar 7 voor Christus drie keer op één lijn kwamen te liggen. Jupiter werd gezien als de ‘koningsplaneet’ en Saturnus werd gezien als een de planeet die het Joodse volk representeerde: een nieuwe koning voor de Joden dus. Dat was hun conclusie.

Maar waarom vertelt Matteüs dit verhaal eigenlijk? Om onze interesse te wekken voor astronomie en astrologie? Waarschijnlijk niet. Hij wil iets anders. Hij wil aan zijn Joodse lezers laten zien het allereerst de niet-Joden zijn, de heidenen, die in beweging komen omdat ze gehoord hebben van een nieuwe koning van de Joden. Hier aan het begin van het evangelie en van het leven van Jezus zijn dat drie heidense magiërs uit het Oosten die zeggen: 

“Waar is de koning van de Joden die onlangs geboren is? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om Hem te aanbidden.”

Een aan het einde van het evangelie van Matteüs en van het leven van Jezus gebeurt dat nog een keer. Want dan zijn het heidense romeinse soldaten die Jezus bespotten als koning van de Joden en hem kruisigen.

“Boven zijn hoofd bevestigden ze de aanklacht, die luidde: ‘Dit is Jezus, de koning van de Joden’.”

Dan is er geen stralende ster, maar diepe duisternis.

Matteüs wil maar zeggen: koning Jezus is niet het eigendom van maar één volk. Sterker nog: dat volk heeft Hem helemaal niet erkend. Ze hebben Hem niet aanbeden maar gekruisigd.

Jezus is koning voor alle volken en voor het hele universum. Dat maakt onderdeel uit van de magie van Kerst, die wonderlijke aantrekkelijkheid van Jezus: dat Hij niet maar bij één groep hoort, maar dat Hij koning is van alles en van iedereen.

Kerst is niet een knus, christelijk onderonsje, het is een universeel feest, van grote betekenis voor heel de wereld en het hele universum. 

Paulus brengt dat later zo onder woorden (Kolossenzen 1:15-16):

“Beeld van God, de onzichtbare, is Hij, eerstgeborene van heel de schepping: in Hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door Hem en voor Hem geschapen.”

Alles door Hem geschapen: ook de sterrenhemel, heel het universum, alles wat er is in de hemel en op de aarde. Het kind dat geboren is heeft kosmische betekenis. 

3

Maar er zijn in Jeruzalem, waar die magiërs uiteindelijk aankomen, niet veel mensen die dat zien. Ik dacht zelf altijd dat de ster die ze gezien hadden steeds voor de magiërs was uitgegaan, wat het wat vreemd maakt dat ze in Jeruzalem uitkomen. Want daar was Jezus niet geboren. Maar in Bethlehem. Maar dat wisten de magiërs dus niet. Daar moesten ze op een andere manier achter komen. Ze zijn gewoon naar de hoofdstad gekomen met de boodschap die zij in de sterren hadden gelezen: 

“Waar is de koning van de Joden die onlangs geboren is? Wij hebben namelijk zijn ster zien opgaan en zijn gekomen om Hem te aanbidden.”

Aanbidden. Dat is het trefwoord. Maar als Herodes ervan hoort, roept dat bij hem helemaal geen verlangen om te aanbidden op maar diepe emoties van schrik en angst en woede. Want hij is de koning van de Joden. 

Hij haalt de hogepriesters en schriftgeleerden erbij om te vertellen waar de koning is geboren. Dat staat niet geschreven in de sterren, maar in de Schriften. De hogepriesters en schriftgeleerden hoeven niet lang te zoeken. Het staat in Micha 5:1 (Matteüs 2:5-6):

“In Betlehem in Judea,” zeiden ze tegen hem, “want zo staat het geschreven bij de profeet: ‘En jij, Betlehem in het land van Juda, bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit jou komt een leider voort die mijn volk Israël zal hoeden.’”

En wat doet dat met die hogepriesters en schriftgeleerden? Herodes wordt tenminste nog ongerust of bang of boos. Maar de schriftgeleerden? Ze rollen de boekrol op, ze klappen hun bijbels dicht en gaan over tot de orde van de dag. Ze missen volledig de magie van Kerst. Ze laten de magiërs gaan, maar hebben zelf andere dingen te doen dan hun nieuwe koning opzoeken.

4

En zo blijven de magiërs over. En Matteüs nodigt ons eigenlijk uit om met hen mee te gaan, met hen mee te bewegen in hun verlangen, met hen ons te laten raken door de magie van Kerst. 

Wat heb je nodig om iets van die magie te ervaren? Ik denk drie dingen:

1 Verlangen

De magiërs hadden blijkbaar een heel diep verlangen om die nieuwe koning te vinden. Ze waren niet alleen maar nieuwsgierig of geïnteresseerd. Ze reisden meer dan duizend kilometers omdat ze aanvoelden dat dit belangrijk was. Misschien voelden ze aan dat de nieuwe koning hun onrustige gevoel kon wegnemen. Dat hij een verlangen kon vervullen waar ze zelf nog niets eens woorden aan konden geven. Misschien was het wel dat verlangen waar Augustinus later over heeft gezegd: ‘Onrustig is ons hart totdat het rust vindt in U.’ Dat verlangen naar rust, herken je er iets van?

2 Verwondering

De magie van Kerst vraagt een open hart, zoals dat van de magiërs, die zich lieten leiden door een ster, door een licht aan de hemel, door een van God ontvangen teken in het universum dat Hij geschapen heeft. Kerst vraagt erom dat je je laat verrassen. Is er voor jou aan Kerst nog iets verrassends? Of is het gesneden koek? Kun jij in de eenvoud van het kerstkind de grootheid van God ontdekken? Kun je je opnieuw verwonderen over hoe Jezus koning is van alles en iedereen?

3 Vreugde

De magiërs waren ongelooflijk blij toen ze de ster weer zagen! Dit vertelt Matteüs erover: 

[DIA 10] “Ze gingen op weg, en nu ging de ster die ze hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind was.” 

[DIA 11] Daar is Jezus. Daar is vrede. Daar is vreugde. En die vreugde wordt een bron van aanbidding en van feestelijke kadoos: goud, wierook en mirre. Overgave, dat laten de magiërs zien. Hun hart stroomt over van vreugde. Ze geven hun hart aan het kind Jezus want ze zien de koning van het universum.

Vind je dat niet schitterend?

Volgens mij is dat wel een feestje waard, een feestelijk lied waarin een vreugdevuur brandt!

.